Schriftelijke vragen over ‘De Raadskamer’

Deze schriftelijke vragen gaan over de uitspraak van de bestuursrechter Brabant-Oost op het bezwaar tegen de omgevingsvergunning van de Raadskamer.

  1. Is de gemeente Sint-Michielsgestel van plan om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak? Zo ja; waarom wel? Zo nee; waarom niet en hoe denkt het College het gevraagde in de uitspraak dan te gaan repareren? 
  • Klopt het dat de vergunninghouder 1.425.000 euro heeft betaald?
  • De rechtbank constateert dat: “de vergunninghoudster exploitatiebijdrage aan de gemeente verschuldigd is, tenzij de bijdrage anderszins verzekerd is” dit voorschrift is niet aan de omgevingsvergunning verbonden. De gemeente verweert zich door te stellen dat: “de kosten via de grondprijs op vergunninghoudster zijn verhaald”, dit terwijl de rechtbank stelt dat minder dan de helft van de kosten zijn verhaald dan had gemoeten. De rechtbank stelt de gemeente dan ook in het ongelijk. Kan het college toelichten: 
    • Hoe minder dan de helft van de kosten verhaald zijn dan had gemoeten? 
    • Waarom het college hiermee akkoord gegaan is? 
    • Waarom zij niet om een exploitatiebijdrage gevraagd heeft?
    • Waarom de gemeenteraad hierover niet is geïnformeerd, ondanks verzoeken daartoe van fracties?
  • Wat waren de selectiecriteria voor de aanbesteding van de Raadskamers en de bijbehorende weging van deze criteria? Hoe heeft de gemeente de Raadskamer in de verkoop gezet?
  • De uiteindelijke vergunninghouder betaalt € 1.425.000,00 voor de grond voor een plan exclusief sociale huurwoningen en parkeergarage. Wat waren de biedingen van de andere inschrijvers en waren in deze plannen wél sociale huurwoningen en/of een parkeergarage aanwezig? Wat scoorde álle inschrijvers op basis van de selectiecriteria?
  • Kan de het college de motivatie van de gunningsbeslissing (met de raad) delen? 
  • Had het college de mogelijkheid om opnieuw aan te besteden of in ieder geval de gemeenteraad te informeren/consulteren wanneer/toen de ingediende plannen onvoldoende toereikend bleken om tot een bevredigend resultaat te komen (zowel qua opbrengsten als qua voorschriften)?